Orpheus singt!
Orfeus zingt!
Da stieg ein Baum. O reine Übersteigung!
O Orpheus singt! O hoher Baum im Ohr!
Und alles schwieg. Doch selbst in der Verschweigung
ging neuer Anfang, Wink und Wandlung vor.
Daar steeg een boom! O zuiver overstijgen!
O Orfeus zingt! O hoge boom in 't oor!
En alles zweeg. Doch zelfs in het verzwijgen
brak nieuw begin, wenk en verand'ring door.
Tiere aus Stille drangen aus dem klaren
gelösten Wald von Lager und Genist;
und da ergab sich, dass sie nicht aus List
und nicht aus Angst in sich so leise waren,
Stiltedieren braken uit het klare
woud los van legers en van nesten
en daar bleek het dat zij niet uit listen
en niet uit angst van zichzelf zo zacht waren,
sondern aus Hören. Brüllen, Schrei, Geröhr
schien klein in ihren Herzen. Und wo eben
kaum eine Hütte war, dies zu empfangen,
maar van horen. Brullen, schreeuw, gekoer
scheen klein in hun harten. Waar zo-even
amper een hut was om dit te ontvangen -
ein Unterschlupf aus dunkelstem Verlangen
mit einem Zugang, dessen Pfosten beben, -
da schufst du ihnen Tempel im Gehör.
Rainer Maria Rilke 1875 - 1926
De sonnetten aan Orfeus, eerste deel, sonnet 1
Muzot, februari 2022
een onderkomen van 't donkerste verlangen
met een toegang, waarvan de posten beven -
daar schiep jij hen tempels in 't gehoor.
vertaling © Klaarzin 2021
Deze prent van Orfeus met de dieren is van Cima da Conegliano (c. 1459 – c. 1517).
Rilke had deze prent in zijn werkkamer toen hij de Sonnetten aan Orfeus schreef.