Aus dem Leben eines Heiligen
Uit het leven van een heilige
Er kannte Ängste, deren Eingang schon
wie Sterben war und nicht zu überstehen.
Sein Herz erlernte, langsam durchzugehen;
er zog es grosz wie einen Sohn.
Und namenlose Nöte kannte er,
finster und ohne Morgen wie Verschläge;
und seine Seele gab er folgsam her,
da sie erwachsen war, auf dasz sie läge
bei ihrem Braütigam und Herrn; und blieb
allein zurück an einem solchen Orte,
wo das Alleinsein alles übertrieb,
und wohnte weit und wollte niemals Worte.
Aber dafür, nach Zeit und Zeit, erfuhr
er auch das Glück, sich in die eignen Hände,
damit er eine Zärtlichkeit empfände,
zu legen wie die ganze Kreatur
Rainer Maria Rilke 1875 - 1926
Der neue Gedichte anderer Teil
Parijs, tussen 22 augustus en 5 september 1907
Hij kende angsten aanstonds met een nood
als sterven, haast niet te doorstaan.
Zijn hart, dat leerde er langzaam door te gaan;
zoals een zoon bracht hij het groot.
Hij kende nameloze noden zeer
als duister, waar het ochtendlicht niet viel,
en volgzaam stond hij af zijn ziel,
eenmaal volgroeid, om zich te leggen neer
en bij haar Buidegom en Heer; hij bleef
alleen zelf achter in zulke oorden,
waar het alleenzijn alles overdreef;
hij woonde ver en nooit wenste hij woorden.
Daarvoor ervoer hij na verloop van tijd
de zegen in zijn handen, dat hij in deze
- alsof hij toch voelen zou een tederheid -
als heel de schepping leggen mocht zijn wezen.
vertaling © Klaarzin 2024