VI
VI
N’était-il pas, ce verger, tout entier,
ta robe claire, autour de tes épaules?
Et n’as-tu pas senti combien console
son doux gazon qui pliait sous ton pied?
Was hij niet, die boomgaard, algeheel,
jouw lichte mantel om jouw schouders heen?
En voelde jij niet hoeveel mededogen
zijn zoete gras geeft, door jouw voet gebogen?
Que de fois, au lieu de promenade,
il s’imposait en devenant tout grand;
et c’était lui et l’heure qui s’évade
qui passaient par ton être hésitant.
Hoe vaak wel, ter plaatse waar jij wandelt,
werd hij heel groot door op te dringen;
en 't was hij en het vliedende moment,
die door jouw weifelende wezen gingen.
Un livre parfois t’accompagnait...
Mais ton regard, hanté de concurrences,
au miroir de l’ombre poursuivait
un jeu changeant de lentes ressemblances.
Rainer Maria Rilke 1875 - 1926
Vergers no 29 Le Verger VI (1924-1925)
Een boek was soms je metgezel...
Maar jouw blik, belaagd door beeltenissen,
bleef in de donkere spiegel bij een spel
met langzaam andere gelijkenissen.
berijmd, met versmaat
vertaling © Klaarzin 2023