Era il giorno ch’al sol si scoloraro
per la pietà del suo factore i rai,
quando i’ fui preso, et non me ne guardai,
ché i be’ vostr’occhi, donna, mi legaro.
Het was de dag1, dat de zon haar stralen
uit deernis met haar Schepper doven2 liet,
toen 'k werd gevangen zonder mij te weren,
want uw mooie ogen, Vrouwe3, boeiden mij.
Tempo non mi parea da far riparo
contra colpi d’Amor: però m’andai
secur, senza sospetto; onde i miei guai
nel commune dolor s’incominciaro.
Het leek mij niet de dag om zich te dekken
tegen Amors pijlen: dus ging ik mijn weg
argeloos en veilig; maar daar is mijn lijden
begonnen onder algemene rouw4.
Trovommi Amor del tutto disarmato
et aperta la via per gli occhi al core,
che di lagrime son fatti uscio et varco:
Amor trof mij geheel ontwapend aan
en de weg naar mijn hart open door de ogen,
die voor tranen deur en doorgang werden.
però, al mio parer, non li fu honore
ferir me de saetta in quello stato,
a voi armata non mostrar pur l’arco.
Francesco Petrarca 1304 -1374
Sonnet nr. 3 van de Canzoniere (het Liedboek). Dit is het eerste gedicht met
de ontmoeting met Laura, die de aanleiding was voor de gehele Canzoniere.
Amor wordt berispt wegens onridderlijk en oneerlijk gedrag.
stem: Lorenzo Pieri
Maar, zo lijkt mij, won het hem geen eer
om mij in die staat met een pijl te wonden
en u, gepantserd5, zelfs niet de boog te tonen.
1 Goede Vrijdag 1327 2 De duisternis viel in bij de dood van Jesus Christus. 3 Laura 4 van christenen op Goede Vrijdag 5 met deugd en kuisheid