I’ vo piangendo i miei passati tempi
i quai posi in amar cosa mortale,
senza levarmi a volo, abbiend’io l’ale,
per dar forse di me non bassi exempi.
Ik ga in rouw om mijn vervlogen tijd,
die ik verspilde in liefde voor het aardse
zonder hoge vlucht te nemen, terwijl ik vleugels heb
die van mij toch geen laag beeld kunnen geven.
Tu che vedi i miei mali indegni et empi,
Re del cielo invisibile immortale,
soccorri a l’alma disvïata et frale,
e ’l suo defecto di Tua gratia adempi:
Gij, die mijn slechte, onchristelijke fouten beziet,
gij, des hemels onzichtbare, onsterfelijke Koning,
kom mijn ontspoorde en broze ziel te hulp,
en vul haar gebrek aan met Uw genade:
sí che, s’io vissi in guerra et in tempesta,
mora in pace et in porto; et se la stanza
fu vana, almen sia la partita honesta.
zodat, al leefde ik in oorlog en in storm,
sterven mag in vrede en behouden1;
en als mijn verblijf2
ijdel was, laat mijn heengaan tenminste eervol zijn.
A quel poco di viver che m’avanza
et al morir, degni esser Tua man presta:
Tu sai ben che ’n altrui non ò speranza.
Francesco Petrarca 1304 -1374
Sonnet 365, het laatste sonnet en het voorlaatste gedicht, van de Canzoniere van Petrarca.
Andrea Gabrieli (1532/3 - 1586) heeft er een prachtig madrigaal van gemaakt.
Het wordt hier uitgevoerd door I Fagiolini, director Robert Hollingworth.
I Fagiolini olv Hollingworth
Aan dat beetje leven dat mij nog rest
en aan mijn dood, wil genadig Uw hand verlenen:
Gij weet wel, dat ik op niets anders hoop.