Vago augelletto che cantando vai,
over piangendo, il tuo tempo passato,
vedendoti la notte e ’l verno a lato
e ’l dí dopo le spalle e i mesi gai,
Mooi vogeltje, jij die zingen gaat,
of liever huilen, om jouw voorbije tijd,
al ziende nacht en winter om je heen
en achter je de dag en blije maanden,
se, come i tuoi gravosi affanni sai,
cosí sapessi il mio simile stato,
verresti in grembo a questo sconsolato
a partir seco i dolorosi guai.
als jij, zoals je jouw zware zorgen kent,
zo ook zou weten van mijn gelijke staat,
dan zou je in deze ontroostbare boezem komen
om met elkaar te delen onze pijnlijke smarten.
I’ non so se le parti sarian pari,
ché quella cui tu piangi è forse in vita,
di ch’a me Morte e ’l ciel son tanto avari;
Ik weet niet of er gelijke delen zouden zijn,
want haar om wie jij huilt, is misschien in leven;
aan mij benijden Dood en de hemel haar zozeer.
ma la stagione et l’ora men gradita,
col membrar de’ dolci anni et de li amari,
a parlar teco con pietà m’invita.
Francesco Petrarca 1304 -1374
sonnet 353 uit de Canzoniere - het Liedboek
Maar het minder aangename seizoen en uur
met de herinnering aan de zoete jaren en de bittere,
nodigt me uit met meelij met jou te praten.
Claudio Monteverdi(1576 - 1643) heeft alleen de eerste twee stanza's gebruikt voor zijn madrigaal.
Het komt uit het achtste boek van madrigalen van Monteverdi: Madrigali guerrieri et amorosi (1638)