Klaarzin
logo Klaarzin

Chiare, fresche e dolci acque

Klaar water, fris en zoet

Chiare, fresche e dolci acque,
ove le belle membra
pose colei che sola a me par donna;
gentil ramo ove piacque
(con sospir' mi rimembra)
a lei di fare al bel fianco colonna;
erba e fior' che la gonna
leggiadra ricoverse
co l'angelico seno;
aere sacro, sereno,
ove Amor co' begli occhi il cor m'aperse:
date udïenza insieme
a le dolenti mie parole estreme.

Klaar water, fris en zoet,
waar zij haar mooie leden
gebaad heeft, zij, voor mij de enige dame;
edele tak, waarvan het haar behaagde
(met een zucht denk ik terug)
een pijler te maken voor haar mooie zijde;
gras en bloemen die haar kleed
sierlijk bedekte
alsook haar angelieke borst;
heldere, heilige lucht,
waar Liefde met mooie ogen mijn hart opende:
tezamen verleent gehoor
aan mijn trieste laatste woorden.

S'egli è pur mio destino
e 'l cielo in ciò s'adopra,
ch'Amor quest'occhi lagrimando chiuda,
qualche gratia il meschino
corpo fra voi ricopra,
e torni l'alma al proprio albergo ignuda.
La morte fia men cruda
se questa spene porto
a quel dubbioso passo:
ché lo spirito lasso
non poria mai in piú riposato porto
né in piú tranquilla fossa
fuggir la carne travagliata e l'ossa.

Als dat toch mijn lot is
en de hemel daarnaar streeft,
dat Liefde deze ogen wenend sluit,
enige genade moge mijn ellendig
lijf onder jullie verkrijgen,
en moge mijn naakte ziel gaan naar het eigen thuis.
De dood zal minder wreed zijn,
als ik deze hoop meedraag
naar die onzekere overgang;
want mijn vermoeide geest
zou nooit in een kalmere haven
noch in een stiller graf kunnen
ontvluchten mijn gekwelde vlees en bot.

Tempo verrà ancor forse
ch'a l'usato soggiorno
torni la fera bella e mansüeta,
e là 'v'ella mi scorse
nel benedetto giorno,
volga la vista disïosa e lieta,
cercandomi; e, o pietà!,
già terra in fra le pietre
vedendo, Amor l'inspiri
in guisa che sospiri
sí dolcemente che mercé m'impetre,
e faccia forza al cielo,
asciugandosi gli occhi col bel velo.

De tijd zal wellicht nog komen,
dat terug op haar gewoon verblijf
komt het mooie, tamme wilde dier,
en daar waar zij mij zag
op die gezegende dag,
gretig laat rondgaan haar blije blik
op zoek naar mij; en, O wee!,
mijn stof al onder de stenen
ziende, moge Liefde haar oproepen
in de vorm dat zij zal zuchten
zo zoet dat het voor mij genade zal vragen
en met kracht zal smeken tot de hemel,
terwijl zij haar ogen met haar mooie sluier droogt.

Da' be' rami scendea
(dolce ne la memoria)
una pioggia di fior' sovra 'l suo grembo;
ed ella si sedea
umile in tanta gloria,
coverta già de l'amoroso nembo.
Qual fior cadea sul lembo,
qual su le treccie bionde,
ch'oro forbito e perle
eran quel dí a vederle;
qual si posava in terra, e qual su l'onde;
qual con un vago errore
girando parea dir:
- Qui regna Amore. -

Van mooie takken daalde neer
(zo zoet eraan te denken)
een bloemenregen op haar boezem;
En zij ging zitten
bescheiden bij zoveel eer,
gehuld reeds in een wolk van tederheid.
Een bloem viel op haar zoom,
Een op haar blonde lokken,
die als fijn goud met parels
die dag waren te aanschouwen;
Een rustte op de grond, een op de golfjes;
Een, tollend met een mooie draai,
leek wel te zeggen:
"Hier heerst Liefde."

Quante volte diss'io
allor pien di spavento:
Costei per fermo nacque in paradiso.
Cosí carco d'oblio
il divin portamento
e 'l volto e le parole e 'l dolce riso
m'aveano, e sí diviso
da l'imagine vera,
ch'i' dicea sospirando:
Qui come venn'io, o quando?;
credendo d'esser in ciel, non là dov'era.
Da indi in qua mi piace
quest'erba sí, ch'altrove non ò pace.

Zo veel keren zei ik,
daarbij met ontzag vervuld:
"Voorwaar, zij werd in het paradijs geboren."
Zo in vol vergeten hebben
haar goddelijke gang,
en haar gelaat en woorden en zoete glimlach
mij gebracht en zo ver verwijderd
van het werkelijke beeld,
dat ik zuchtend zei:
"Hoe kwam ik hier en wanneer?";
mij wanend in de hemel, niet waar ik was.
En verder zozeer hier behaagt mij
dit groene oord, dat ik elders geen vrede heb.

Se tu avessi ornamenti quant'ài voglia,
poresti arditamente
uscir del bosco, et gir in fra la gente.


Francesco Petrarca 1304 - 1374
Canzona en Nr. 126 van het Liedboek


Als jij, mijn lied, gesierd bent, zoveel je wilt,
moet je in staat zijn om vrijmoedig
het bos uit te komen en onder de mensen rond te gaan

vertaling © Klaarzin 2022


  © Klaarzin

 geen cookies 
Vertalingen van © Klaarzin vallen onder een Creative Commons-licentie.
Het gebruik van die vertalingen is daarom vrij en gratis,
mits de naam "Klaarzin" wordt vermeld en het gebruik niet-commercieel is.